Toen de kinderen nog jong waren en thuis woonden, hadden we regelmatig gesprekken met hen over het leven. Over datgene wat wel of niet handig was om te doen. Soms waren zij degene die om wijsheid vroegen, vaak waren wij degene die de wijsheid aandroegen. Wat zij even joviaal weer de wind in gooiden. Uiteraard. Zo gebeurt dat nu eenmaal tussen ouders en kinderen.
Een van de dingen waar we regelmatig discussie over hadden was het veel meer willen dan eigenlijk (aan)kunnen. Zij hadden het gevoel dat het leven veel te kort zou zijn om alles te kunnen doen wat ze eigenlijk zouden willen en kozen er daarom voor om 48 uur in een enkele dag te willen proppen. Er moest gesport worden, met vrienden gefeest en uiteraard hoorde daar een (liefst goedbetaalde) bijbaan bij. Liefdes vol aandacht kwamen en gingen en tussendoor moesten er ook nog cijfers gehaald worden waardoor ze in ieder geval over konden gaan naar het volgende jaar.
Bakken met energie koste het ze, maar over het algemeen bleven ze goed overeind. De magie van de jeugd.
Twee van de drie doorliepen wel een milde vorm van Pfeiffer, maar dat werd weggewoven onder het mom van: ‘iedereen heeft het in mijn omgeving, dus logisch dat ik het ook heb.’ Natuurlijk lag het niet aan al die ballen die ze hoog wilden houden, eerder aan het systeem om al die dingen te doen wat hen als vette worst voor de neus werd gehouden. Dat daar af en toe wat tranen kwamen als ze moe waren, namen ze op de koop toe.
Wij probeerden ze uit te leggen dat er balans moest komen tussen energie opladen en uitgeven. Vooral mijn lief bracht het vaak beeldend. ‘Stel je voor dat je iedere ochtend wakker wordt en je kop met energie is tot de rand toe gevuld. Je kunt er de hele dag uit putten en als het goed is ga je dan de nacht die erop volgt weer slapen om de uitgegeven energie weer aan te vullen. Maar soms heb je een korte nacht, dan is je kopje niet meer tot de rand toe gevuld en zal je keuzes moeten maken wat je wel en wat je vooral niet gaat doen die volgende dag.’
Het klonk eenvoudig en omdat ik een beelddenker ben, zag ik dat ook voor me. De kinderen zagen dat ook en kozen er vervolgens regelmatig voor om dan maar geen huiswerk te maken, omdat ze nu eenmaal ook moesten werken. Dat gaf weer een volgende discussie.
In de loop van de jaren zijn er uit mijn kopje wat scherven gebroken. Een fikse burn-out brak als eerste iets uit de rand. Het kopje voor mijn energievoorraad kon niet verder gevuld worden dan 90%. Ik heb lang naar het scherfje gezocht, maar blijkbaar is het zo verbrijzeld dat het niet meer te lijmen is. Door de Covid besmettingen die ik heb gehad is het gat in mijn kopje groter geworden. Grilliger ook. Dat maakt dat het kopje nog maar 75 tot 80% gevuld kan worden. Op zich is dat niet zo erg, als je het maar weet. Ik moet iets eerder op de rem staan en omdat het vulkraantje ook iets meer verkalkt lijkt te zijn, duurt het allemaal nog iets langer eer mijn kopje tot de scherfrand gevuld is.
Ik denk met weemoed terug aan de tijd dat ik zelf nog jong was en – net als mijn kinderen toentertijd – wel honderd ballen in de lucht kon houden. Bruisen, dansen, leven. Genieten van het nu, geen zorgen voor later. De onschuld van de jeugd.
Er gaat meer verloren door het ouder worden, dan wat scherfjes uit een kommetje bedoeld voor de energie.
Tja.
4 Comments
Dorothé Jansen
6 mei 2024 at 11:33 amOh Gwenny wat mooi geschreven, maar wel verdrietig op zich.
Ik wil niet makkelijk zeggen en zo herkenbaar, maar door andere scherfjes bij mij maar het is wel zo.
Laten we vooral genieten van wat er nog wel in ons kopje past.
Warme groet
Gwennie
6 mei 2024 at 5:00 pmDe kunst van het waarderen wat wel kan, leer je zo vanzelf hè? En dat lukt eigenlijk ook wel… 😉
Inge
6 mei 2024 at 2:08 pmHerkenbaar …..
Gwennie
6 mei 2024 at 4:58 pm😘